Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • V-Klasse
  • 06/2020
app store google play
X

Printen
Alarmknipperlichtinstallatie in- of uitschakelen
In- en uitschakelen:
De toets indrukken.

Als u de knipperlichten inschakelt terwijl de alarmknipperlichtinstallatie ingeschakeld is, werken alleen de knipperlichten aan de betreffende zijde van het voertuig.

Het noodknipperlicht wordt in de volgende situaties automatisch ingeschakeld:
  • De airbag is geactiveerd.

  • Het voertuig wordt sterk afgeremd vanaf een snelheid boven 70 km/h tot stilstand.

Het noodknipperlicht wordt na een noodstop automatisch uitgeschakeld wanneer het voertuig weer een snelheid van meer dan 10 km/h bereikt.

De alarmknipperlichtinstallatie werkt ook als het voertuig is uitgeschakeld.

Brandblusser uitnemen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een niet correct bevestigde brandblusser in de beenruimte van de bestuurder

Een brandblusser kan de slag van de pedalen beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.

Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveiligheid van de auto in gevaar gebracht.

De brandblusser kan gaan rondslingeren en de bestuurder of anderen inzittende verwonden.

De brandblusser altijd correct in de houder opbergen en bevestigen.
De brandblusser tijdens het rijden niet uitnemen.
De sluiting van de houder openen.
De brandblusser uit de houder nemen.

Bij voertuigen met draaibare voorstoel bevindt de houder met de brandblusser zich aan de zijkant van de stoelconsole.

De aanwijzingen op de brandblusser aandachtig lezen en uzelf met de werkwijze vertrouwd maken. De brandblusser na elk gebruik opnieuw vullen en elke een tot twee jaar laten controleren, anders is het mogelijk dat hij in geval van nood niet werkt.

De wettelijke bepalingen in acht nemen van het land waarin u zich bevindt.

Gevarendriehoek uitnemen

De gevarendriehoek bevindt zich in het opbergvak in de chauffeursdeur.

De gevarendriehoek uit het opbergvak nemen.
EHBO-set uitnemen

De EHBO-set bevindt zich in het opbergvak in de bijrijdersdeur.

De EHBO-set uit het opbergvak nemen.

Ten minste eenmaal per jaar de houdbaarheidsdatum van de inhoud van de EHBO-set controleren. De inhoud zo nodig vervangen en ontbrekende artikelen aanvullen.

De wettelijke bepalingen in acht nemen van het land waarin u zich bevindt.

QR-codes voor reddingskaart

De QR-code stickers bevinden zich op de B-stijl aan chauffeurs- en bijrijderszijde. Bij een ongeval kunnen de hulpdiensten met behulp van de QR-codes snel de betreffende reddingskaart voor uw voertuig ophalen. Op de actuele reddingskaart staat beknopt de belangrijkste informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de ligging van de elektrische bedrading.

Meer informatie vindt u op Homepage Mercedes-Benz - Reddingskaart.

Starthulp en 12V‑accu's opladen
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij een bevroren accu

Een ontladen accu kan al bij temperaturen rond het vriespunt bevriezen.

Als dan starthulp wordt gegeven of de accu wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.

Een bevroren accu vóór het opladen of voor het geven van starthulp altijd laten ontdooien.

Wanneer bij temperaturen rond of onder het vriespunt de waarschuwings- en controlelampjes in het combi-instrument niet gaan branden, is de ontladen accu met grote waarschijnlijkheid bevroren.

In dat geval de volgende punten in acht nemen:
  • Geen starthulp geven en de accu niet opladen.

  • De levensduur van een weer ontdooide accu kan drastisch ingekort zijn.

  • Het startgedrag kan verslechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.

  • Het wordt geadviseerd een ontdooide accu bij een gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.

WAARSCHUWING Explosiegevaar bij het opladen en bij starthulp

Bij het opladen en bij starthulp kan een explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.

Beslist vuur, open licht, vonkvorming en roken vermijden.
Voor voldoende ventilatie zorgen.
Niet over een accu buigen.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door accuzuur

Accuzuur is een agressieve stof.

Contact met de huid, ogen of kleding voorkomen.
Niet over de accu buigen.
Geen accugassen inademen.
Kinderen van de accu verwijderd houden.
Accuzuur direct grondig met veel schoon water afspoelen en direct de hulp van een arts inroepen.
Starthulp
AANWIJZINGBeschadiging door veelvuldige en langdurige startpogingen

Door veelvuldige en langdurige startpogingen kan door onverbrande brandstof de katalysator worden beschadigd.

Veelvuldige en langdurige startpogingen voorkomen.

Het voertuig niet met behulp van een snellader starten. Als de accu ontladen is, kan een ander voertuig of een externe accu met startkabels starthulp geven. Het voertuig is daartoe uitgerust met een hulpstartpunt in de motorruimte.

Bij de starthulp de volgende punten in acht nemen:
  • Niet bij alle voertuigen is de accu bereikbaar. Wanneer de accu van het andere voertuig niet bereikbaar is, om starthulp vragen via een externe accu of met behulp van een starthulpsysteem.

  • De motor mag alleen met startkabels worden gestart als de motor koud en het uitlaatsysteem afgekoeld is.

  • De motor niet starten als de accu bevroren is. De accu eerst laten ontdooien.

  • Alleen accu's met een nominale spanning van 12V als starthulp gebruiken.

  • Alleen startkabels met voldoende grote doorsnede en geïsoleerde poolklemmen gebruiken.

  • Wanneer de accu volledig ontladen is, de externe accu enkele minuten aangesloten laten voordat een startpoging wordt ondernomen. Daardoor wordt de lege accu enigszins opgeladen.

  • Erop letten dat de beide voertuigen elkaar niet raken.

Startkabels en meer informatie over de starthulp is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.

Vóór het aansluiten van de startkabels het volgende controleren:
  • De startkabels zijn onbeschadigd.

  • De niet-geïsoleerde onderdelen van de poolklemmen komen niet in aanraking met andere metalen onderdelen zolang de startkabels met de accu zijn verbonden.

  • De startkabels raken geen onderdelen die kunnen bewegen bij een startende of draaiende motor, zoals de riempoelie of de ventilator.

De parkeerrem bedienen.
Voertuigen met automatische transmissie:
De transmissie in de stand zetten.
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak:
De neutraalstand inschakelen.
Alle elektrische verbruikers uitschakelen, bijvoorbeeld audioapparatuur, aanjager.
Het contact uitschakelen en de sleutel uit het contactslot verwijderen.
Motorkap openen meer.
Startkabels aansluiten en losmaken
Hulpstartpunt (voorbeeld)
De aanrakingsbescherming van het hulpstartpunt tegen de veerkracht in tot de aanslag naar achteren schuiven.

Het hulpstartpunt is zichtbaar.

Aansluitschema
De afdekking van de pluspool van de externe accu verwijderen.
De plusklemmen van de startkabel eerst op de pluspool van de externe accu en daarna op de pluspool van het hulpstartpunt aansluiten.
De massaklemmen van de startkabel eerst op de minpool van de externe accu en daarna op het massacontact van het eigen voertuig aansluiten.
De motor van het andere voertuig met stationair toerental laten draaien.
De sleutel in het contactslot steken, de motor starten en enkele minuten laten draaien.
Voordat de startkabels worden losgemaakt een elektrische verbruiker van het eigen voertuig, bijvoorbeeld de achterruitverwarming of de verlichting, inschakelen.
De minpoolklemmen van de startkabel eerst van het massacontact en daarna van de minpool van de externe accu losmaken.
De pluspoolklemmen van de startkabel eerst van de pluspool op het hulpstartpunt en daarna van de pluspool van de externe accu losmaken.

De aanrakingsbescherming wordt door de veerkracht automatisch naar voren in de uitgangspositie gebracht en het hulpstartpunt wordt afgesloten.

De afdekking op de pluspool van de externe accu aanbrengen.
De accu bij een gekwalificeerde werkplaats laten controleren.
12V‑accu's opladen
AANWIJZING Schade aan de elektronica door niet goedgekeurde opladers

Als u een ingebouwde accu oplaadt met een niet voor Mercedes-Benz goedgekeurde oplader, kan de voertuigelektronica worden beschadigd.

Alleen een voor Mercedes-Benz goedgekeurde oplader gebruiken, waarmee de accu in ingebouwde toestand kan worden opgeladen.
De accu alleen via het hulpstartpunt opladen.

De speciaal aan Mercedes-Benz voertuigen aangepaste en voor Mercedes-Benz geteste en goedgekeurde oplader is verkrijgbaar als accessoire.

Voor meer informatie en beschikbaarheid kunt u contact opnemen met een Mercedes-Benz-servicewerkplaats. De handleiding van de oplader lezen voordat u de accu gaat opladen.

Als u overwegend korte afstanden en/of bij een lage buitentemperatuur rijdt, de accu vaker opladen.

De oplader in dezelfde volgorde op de pluspool en het massacontact aansluiten als beschreven voor de externe accu bij de starthulp.

Een uitgebouwde, niet gebruikte accu om de drie maanden bijladen. Hierdoor wordt zelfontlading tegengegaan en schade aan de accu voorkomen.

Verzorging van de 12V‑accu
AANWIJZING Accu-ontlading door kruipstromen

Verontreinigde accupoolklemmen en accuoppervlakken veroorzaken kruipstromen. Daardoor kunnen de accu's ontladen.

De accupoolklemmen en het oppervlak van de accu's altijd schoon en droog houden.
AANWIJZING Beschadiging van de accubehuizing door ondeskundige reiniging

Als brandstofhoudende reinigingsmiddelen worden gebruikt, tasten deze de accubehuizing aan.

Geen brandstofhoudende reinigingsmiddelen gebruiken.
AANWIJZING Beschadiging van de accu door zelfontlading

Wanneer verontreiniging in de accucel belandt, wordt de zelfontlading verhoogd en kan de accu beschadigd raken.

De accu alleen met vastgedraaide doppen reinigen.

De volgende punten met betrekking tot de verzorging van accu's in acht nemen:

Regelmatig controleren of de accupoolklemmen en de bevestiging van de massakabel aan het chassis vastzitten.
De onderzijde van de accupoolklemmen dun met accupoolvet insmeren.
De accubehuizing alleen met universele reinigingsmiddelen reinigen.
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zekeringen
AANWIJZING Elektrische zekeringen
De aanwijzingen in de aanvullende handleiding in acht nemen. Anders kunt u gevaren niet herkennen.

Het zekeringaansluitschema en aanwijzingen met betrekking tot de elektrische zekeringen vindt u in de aanvullende handleiding "Zekeringenindeling".

Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door drukloze banden

Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigenschappen van de auto.

Niet met drukloze band rijden.
De drukloze band vervangen door het reservewiel of contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.

Een sticker met het telefoonnummer van de Mercedes-Benz Service24h vindt u bijvoorbeeld op de B-stijl aan chauffeurszijde.

Bij voertuigen met reservewiel vindt u onder "Banden en velgen" informatie over de te volgen procedure in geval van bandenpech meer.

Overzicht toegestane sleepmethoden
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beperkte veiligheidsrelevante functies bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de volgende situaties beperkt of niet meer beschikbaar:
  • Het contact is uitgeschakeld.

  • Het remsysteem of de stuurbekrachtiging vertoont een storing.

  • De energievoorziening of het boordnet vertoont een storing.

Als uw auto dan wordt gesleept, kan voor het sturen en remmen aanzienlijk meer kracht nodig zijn.

Een sleepstang gebruiken.
Voor het slepen controleren of de stuurinrichting vrij kan bewegen.
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het slepen met stuurslot

De auto kan niet meer worden bestuurd wanneer het stuurslot vergrendeld is.

Bij het slepen met een sleepkabel of een sleepstang altijd het contact inschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het slepen van een auto met een te hoog gewicht
Als een auto moet worden weggesleept of aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht daarvan het toegestaan totaalgewicht van het trekkende voertuig niet overschrijden, anders kunnen zich de volgende situaties voordoen:
  • Het sleepoog breekt af.

  • De combinatie kan gaan slingeren en zelfs kantelen.

Als een auto moet worden weggesleept of aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht daarvan het toegestaan totaalgewicht van het trekkende voertuig niet overschrijden.

Gegevens over het toegestaan totaalgewicht van uw voertuig staan op het voertuigtypeplaatje meer.

AANWIJZING Beschadiging door zelfstandig remmen

Wanneer de Active Brake Assist, de actieve afstandsassistent DISTRONIC of de HOLD-functie ingeschakeld zijn, remt de auto in bepaalde situaties automatisch.

Om schade aan de auto te vermijden, deze systemen in de volgende of vergelijkbare situaties uitschakelen:

bij het slepen
in de wasstraat

AANWIJZING Beschadiging door verkeerde bevestiging of ondeskundig gebruik van de sleepkabel of -stang
De sleepkabel of sleepstang alleen aan de sleepogen of de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
De sleepogen niet gebruiken om een voertuig te bergen.
AANWIJZING Beschadiging door te hoge trekkrachten

Door abrupt wegrijden kunnen te hoge trekkrachten de voertuigen beschadigen.

Zo recht mogelijk, langzaam en niet abrupt wegrijden.
AANWIJZING Beschadigingen door ondeskundig slepen met een sleepkabel

Wanneer de veiligheids- en beschermingsmaatregelen bij het slepen met een sleepkabel niet in acht worden genomen, kan dit tot schade aan het voertuig leiden.

Op de volgende punten letten:

De sleepkabel indien mogelijk aan dezelfde zijde aan beide voertuigen bevestigen.
De sleepkabel alleen aan de sleepogen bevestigen.
De wettelijk voorgeschreven lengte van het sleepkabel niet overschrijden.
De sleepkabel in het midden markeren, bijvoorbeeld met een witte lap (30 x 30 cm). Daardoor herkennen andere verkeersdeelnemers de sleepsituatie.
Tijdens het rijden de remlichten van het trekkende voertuig in de gaten houden en altijd een dusdanige afstand aanhouden, dat de sleepkabel niet doorhangt.
Voor het slepen geen staalkabel of ketting gebruiken.
AANWIJZING Beschadiging door te snel of te ver slepen

Door te snel of te ver slepen kan de aandrijflijn beschadigd raken.

Een sleepsnelheid van 50 km/h niet overschrijden.
Een sleepafstand van 50 km niet overschrijden.
AANWIJZING Schade aan de automatische transmissie tijdens het slepen door inschakelen van de transmissiestand

Als tijdens het slepen de chauffeurs- of bijrijdersdeur wordt geopend, kan het gebeuren dat de automatische transmissie naar de stand schakelt en daardoor wordt beschadigd.

De automatische transmissie in de stand schakelen.
Tijdens het slepen geen deuren openen.

Bij het slepen de wettelijke bepalingen in acht nemen van het land waarin u zich bevindt.

Mercedes-Benz adviseert om het voertuig bij pech te transporteren in plaats van te slepen.

Het voertuig op een auto-ambulance of aanhangwagen laten vervoeren, als het voertuig transmissieschade heeft.

Toegestane sleepmethoden

Beide assen op de grond

Vooras opgetild

Achteras opgetild

Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak

Ja, maximaal 50 km met 50 km/h

Nee

Ja, wanneer het stuurwiel met een stuurwielklem in de middenpositie geblokkeerd is.

Maximaal 50 km met 50 km/h

Voertuigen met automatische transmissie

Ja, maximaal 50 km met 50 km/h

Nee

Ja, wanneer het stuurwiel met een stuurwielklem in de middenpositie geblokkeerd is.

Maximaal 50 km met 50 km/h

Voertuigen met vierwielaandrijving (4MATIC)

Ja, maximaal 50 km met 50 km/h

Nee

Nee

Als de transmissie niet in de stand kan worden gezet, het voertuig vervoeren meer. Voor het transport van het voertuig is een sleepwagen met hefinrichting nodig.